Biografie

“Een mooiere wereld”

Sjoerd Kuyper is een Nederlandse schrijver van poëzie en proza voor volwassenen, kinder- en jeugdboeken, theater, tv-series, filmscenario’s en liedteksten. Zijn bekendste werken zijn de film Het zakmes, de serie boeken over de kleuter Robin, het gedicht Mensen met koffers, de liedtekst Hallo wereld en de jeugdromans Hotel De Grote L en Bizar. Zijn boeken zijn in vijftien landen gepubliceerd. Hij won o.a. zeven zilveren griffels en één gouden, voor Robin en God. Voor zijn gehele oeuvre kreeg hij in 2012 de Theo Thijssenprijs en wegens zijn verdiensten voor de Nederlandse literatuur in binnen- en buitenland werd hij in 2014 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Jeugd

Sjoerd Kuyper werd op 6 maart 1952 geboren in Amsterdam-Oost. Op tweejarige leeftijd verhuisde hij met zijn ouders Rietje de Jong (Doorn, 1928) en Kees Kuyper
(Amsterdam, 1926) naar het dorp Berkhout, bij Hoorn, waar zijn vader onderwijzer werd. De zeven jaren die Sjoerd daar doorbracht, heeft hij beschreven in zijn serie boeken over de kleuter Robin. In 1956 kreeg hij een zusje, Trudy, die later met haar Poppentheater Dibbes bekend zou worden als ‘de koningin van het handpoppenspel’.
In 1961 verhuisde het gezin naar Oostvoorne, op de Zuidhollandse eilanden, alwaar een jaar later, op de tiende verjaardag van Sjoerd, broer Hans werd geboren. Hij werd ook kinderboekenschrijver. In Oostvoorne begon Sjoerd, hij was dertien, te schrijven: verhalen, geïnspireerd door Jules Verne, maar vooral poëzie. Hij bezocht de HBS te Brielle en publiceerde in de schoolkrant, waar hij ook redacteur van was. De muziek kwam in zijn leven. Hij luisterde vooral naar zangers met liedjes ‘die ergens over gingen’: Donovan, Bob Dylan, Boudewijn de Groot en anti-oorlogsliederen uit de jaren dertig die zijn vader, vaak in eigen vertaling, zong.

In 1967 verhuisden ze naar Winkel NH en Sjoerd bezocht de HBS in Schagen. In Winkel begon hij met vrienden een uitgeverijtje, Walpurgisnacht, dat gestencilde boekjes met eigen werk op de markt bracht. Ze kostten een kwartje. In die periode publiceerde Sjoerd een verhaal in het Noordhollands Dagblad en een gedicht in De Groene Amsterdammer. Een gedicht dat hij in de schoolkrant had gepubliceerd werd opgenomen in de landelijke bloemlezing ‘een 10 voor de tieners’. Hij was betrokken bij de oprichting van Provadya? Alkmaar, het undergroundblad Fizz, en schreef een lied, De NAVO Blues, dat hij met vrienden zong in het tv-programma  Dit is het begin’. In 1969 slaagde hij voor het examen HBS-A en vertrok naar Amsterdam om filosofe te studeren. Daar ontmoette hij de jonge dichters Hans Clavin, Robert Paul Flipse, Peter Nijmeijer en Hans van Weely, en samen met Leo Bankersen, de vormgever van Fizz, begonnen ze de Fizz-Subvers Press. Aanvankelijk werd alleen eigen werk uitgegeven, maar later verschenen er ook bundels van Bert Schierbeek, Sybren Polet, Guus Luijters en Ben Borgart, vertalingen van dadaïstische en surrealistische dichters als Huelsenbeck, Tzara en Artaud, en Vrolijke Avonturen onder Vreemde Vlag – een geschiedenis van de underground in Alkmaar en  omgeving. Op 11 juli 1970 ontmoette Sjoerd in de Alkmaarder Hout, waar hij in de pauze van een popconcert poëzie voorlas, Margje Burger (Heerhugowaard, 1952). Sindsdien zijn ze samen.

Eerste schrijversjaren

Margje verhuisde nog datzelfde jaar naar Amsterdam. Ze woonden eerst enigszins gescheiden op huurkamertjes maar al snel samen in een boot aan de Keizersgracht. Toen Sjoerd last kreeg van het leven in de grote stad, huurden ze een zolderkamer in Oudorp, bij Alkmaar. Een jaar later verhuisden ze naar een  zomerhuisje in de tuin van Peter Nijmeijer, die inmiddels in Nieuwe Niedorp woonde. Peter vertaalde werk van Nederlandse dichters naar het Engels en zij kwamen ook bij hem over de vloer: Gerrit Kouwenaar, Bert Schierbeek en Hans Verhagen.
Sjoerd reisde af en toe nog naar Amsterdam, vanwege zijn studie, maar dat was een aflopende zaak. Liever besteedde hij zijn dagen en nachten aan het schrijven van verhalen en poëzie. Af en toe publiceerde hij iets in obscure Vlaamse tijdschriften of in Propria Cures. De doorbraak kwam toen Hans Verhagen zich over zijn  gedichten ontfermde en ze aanbood bij De Bezige Bij. De bundel Ik herinner mij Klaas Kristiaan verscheen in 1974. Sjoerd voelde zich thuis bij De Bezige Bij en al gauw was hij bestuurslid, redacteur en namens de uitgeverij organisator van poëzielezingen door het hele land: ‘Ontmoet de dichters’. In het jaar van zijn debuut las hij voor op Poetry International. Hij gaf zijn studie op en werd fulltime schrijver: cursiefjes en poëzierecensies voor De Nieuwe Linie, artikelen in de vpro-gids, recensies over poppenspel in De Volkskrant.

Hij vertaalde boeken van o.a. J.M. Synge en Jamake Highwater, en schreef zijn eerste kinderverhalen voor het radioprogramma De Ko de Boswachtershow. Margje en hij verhuisden in 1975 naar een woonboot in de Ringvaart van de Wijdewormer, waar ze dertien jaar zouden blijven. In 1978 schreef Sjoerd zijn eerste tv-serie, De Grote Klok, met Jacques Vriens. Samen met Margje als fotografe, maakte hij reisreportages, over de Aran Islands, Bretagne en New York – waar hij in 1979 op uitnodiging van de Stichting voor Vertalingen samen met Paul Snoek poëzielezingen gaf – voor Bzzlletin. Daarmee begon het reizen. In 1980 nam Sjoerd deel aan het International Writing Program van de universiteit van Iowa City. Hij en Margje verbleven er vier maanden en ontmoetten collega-schrijvers als John Banville, Earl Lovelace en Leonard Nolens. In datzelfde jaar begonnen Sjoerd en zijn zus Trudy Uitgeverij Bobbelie, om de poppenspelen van Poppentheater Dibbes ook in boekvorm uit te brengen. Het eerste deeltje was De Boommannetjes. Het stuk was geschreven door Trudy, de tekst in proza door Sjoerd.
Ondertussen bleef hij publiceren bij De Bezige Bij: twee poëziebundels en twee prozaboeken.
En hij maakte interviews, samen met zijn vriend Johan Diepstraten, eerst met jonge prozaschrijvers, later met jonge dichters. Ze werden gepubliceerd in De Nieuwe Linie en De Tijd, en later gebundeld in Het Nieuwe Proza (1978) en Dichters (1980). De vriendschap met Johan zou later leiden tot een samen geschreven jeugdroman, De verborgen steeg (1986), die bekroond werd door vele kinderjury’s. In 1999 overleed Johan, achtenveertig jaar oud.
Margje en Sjoerd trouwden in 1976, in 1984 werd hun zoon Joost geboren en in 1986 hun dochter Marianne. Margje maakte van haar donkere kamer een babykamer en werd kunstschilder, Sjoerd richtte zich steeds meer op het poppenspel, hij schreef stukken voor diverse theaters, en op jeugdboeken, die hij aanvankelijk publiceerde bij In de Knipscheer, later bij Bert Bakker, en vanaf 1988 bij Leopold. Zijn eerste boek daar was Majesteit, uw ontbijt (1988) naar de gelijknamige tv-serie die hij voor de vpro geschreven had. Hij schreef veel voor tv in die tijd: Max Laadvermogen (1986), De freules (1990) en in 1991 de tv-serie en de film Het zakmes, naar het boek dat hij in 1981 bij In de Knipscheer had uitgegeven. De film en de serie wonnen veertien prijzen, in Nederland en daarbuiten, waaronder een Emmy Award, een Cinekid Award en een Gouden Kalf voor de regie van Ben Sombogaart, en de film werd opgenomen in de Canon van de Nederlandse film. Het boek – naar het scenario herschreven – beleefde herdruk op herdruk. Het eerste succes was daar.

De jaren negentig

In 1988 verhuisden Sjoerd en Margje en de kinderen naar Bakkum, naar een huisje aan de rand van het bos. Het was een gouden tijd voor de jeugdcultuur in Nederland. Film, theater, tv, muziek, literatuur, alles wat voor kinderen gemaakt werd was van hoog niveau en kreeg ruim aandacht in de media. Het was heel even mogelijk om te leven van de kunst. Sjoerd besloot om zich vooral bezig te houden met het schrijven van boeken en het geven van lezingen in boekhandels en bibliotheken en op scholen – daar was veel vraag naar.

In 1990 publiceerde hij Robins zomer, het eerste deel van een serie autobiografische boeken over zijn kleuterjaren in Berkhout. Er zouden nog acht delen volgen, waarvan er drie bekroond werden met een Zilveren Griffel en één met de Gouden Griffel: Robin en God (1996). In 1996 publiceerde hij ook de filosofische jeugdroman De rode zwaan, geïnspireerd door de magische bossen van Bakkum waar hij vanuit zijn schrijfhuis achterin de tuin op uitkeek. Het boek werd verfilmd, de film kwam drie jaar later in de bioscoop. In 1989 verscheen het sprookje Josje, in 1992 het vervolg Josje’s droom. In deze jaren ontstonden twee belangrijke vriendschappen: met de Deense schrijfster Anne Holm en de Curaçaose schrijver en verteller Roland Colastica. Het boek ‘Peter’ van Anne Holm is voor Sjoerd Kuyper het belangrijkste en mooiste jeugdboek aller tijden. Hij kreeg het van zijn ouders toen hij veertien was en sindsdien heeft hij het ieder jaar herlezen. Het gaat over vriendschap die sterker is dan de dood, een thema dat ook in zijn eigen werk opduikt. Op zijn veertigste besloot Sjoerd Anne Holm een brief te schrijven om haar te bedanken voor het boek. Een correspondentie volgde – een deel werd gepubliceerd in het tijdschrijft Literatuur zonder Leeftijd – en Anne kwam naar Bakkum en Sjoerd en zijn gezin bezochten haar in Klampenborg. Toen ze in 1998 overleed, ging Sjoerd naar de begrafenis. Hij deed daarvan verslag aan zijn vriend de dichter Frank Koenegracht, in een rijmbrief die is opgenomen in hun bundel Dank voor je brief, het gaat iets beter (2007). Sjoerd zag in Anne Holm het meisje Josje uit zijn boeken. Hij kon het derde deel, ‘Josje’s lied’, over de dood van Josje, pas schrijven nadat Anne was overleden. Het verscheen samen met de eerste delen in Het boek van Josje (1999). Het werd in Engeland uitgegeven als Josie, onder het pseudoniem Dutch Cooper, en in Amerika als The Swan’s Child.

In 1994 werd Sjoerd door de Stichting NANA uitgenodigd om deel te nemen aan de kinderboekenweek op Curaçao en Bonaire. Hij nam zijn gezin mee en verkeerde in het gezelschap van Monique en Hans Hagen, Paul en Hadjidja van Loon, Jacques Vriens, Anke de Vries en haar man Laurent. De vriendschappen die daar ontstonden zijn nooit voorbij gegaan. Later volgden werkreizen naar Aruba en de bovenwindse eilanden en Suriname. De ervaringen daar opgedaan hebben grote invloed gehad op het leven en het werk van Sjoerd. ‘Als ik daar ben,’ zei hij in een interview, ‘ben ik een ander mens, een beter mens – mijn moeder zou mij niet herkennen.’ Hij leerde er vertellen en durfde er te zingen, vooral onder invloed van Roland Colastica, die ook een vriend voor het leven zou worden. De kinderen op de scholen die hij bezocht vroegen hem een boek over hun leven te schrijven, anders moesten ze de hele poos lezen over ‘kinderen die met koude voeten in een trein zitten en naar de sneeuw en het ijs op de slootjes buiten zitten te kijken’, ze wilden ook lezen over kinderen met warme voeten. Pas veel later durfde Sjoerd over de kinderen van de eilanden te schrijven, maar in 1998 maakte hij met Annemarie van Haeringen het met een Gouden Penseel bekroonde prentenboek Malmok. Over een pelikaan op Aruba. Stichting NANA bracht het als kinderboekenweekgeschenk voor de Antillen in het Engels, het Papiamentu en het Papiamento.

In 1997 werd het huisje in Bakkum te klein. Joost en Marianne groeiden en Margje begon steeds fanatieker te schilderen – zij had een eigen ruimte nodig. Ze vonden een huis in hun geliefde Bergen. Met atelier. Over de verhuizing en alles wat eraan vooraf ging, schreef Sjoerd brieven die hij in 2004 verzamelde in het boekje De weg naar Bergen, later opgenomen in Kwaaie verhalen van liefde. Na een Vlag en Wimpel, twee Zilveren Griffels en één Gouden, werd Sjoerd door de CPNB gevraagd om het kinderboekenweekgeschenk 2000 te schrijven. Dat werd Eiber!, een prozabewerking van het spel De Eiber dat hij in 1994 voor het theater van Trudy had geschreven. Er werden driehonderdduizend exemplaren van gedrukt en verspreid.

De jaren nul

The sky leek the limit, maar dat bleek schijn. Alles veranderde en Sjoerd, die was begonnen bij De Bezige Bij, een uitgeverij vol idealisme waar liefde voor boeken en hun makers voorop stond, een coöperatieve vereniging, dus eigendom van de auteurs, kon dit moeilijk verkroppen. Zijn uitgever Leopold werd opgeslokt door het concern WPG en dat had een zodanige invloed op het uitgeefbeleid, dat hij het daar niet langer volhield. Bovendien leek de jeugdcultuur in een paar jaren tijd te worden afgeschaft: media hadden geen belangstelling meer, bibliotheken werden gesloten, minder succesvolle titels werden verramsjt en kregen geen tweede kans, de verkoopcijfers daalden dramatisch. Dit alles is terug te vinden in de spraakmakende Annie M.G. Schmidtlezing die Sjoerd op 13 mei 2009 hield: Over het nieuwe uitgeven en mijn oude schrijversneus. Zijn uitspraken daarin gedaan kregen veel aandacht in de pers, maar later constateerde hij zelf: ‘En daarna is het alleen maar beroerder geworden.’ Dit alles had ook consequenties van zijn eigen inkomsten. Regisseur Peter de Baan verzocht hem om liedteksten te schrijven voor de musical De scheepsjongens van Bontekoe die in 2003 werd opgevoerd. In de loop van dit decennium zou Sjoerd bijdragen leveren, meestal liedteksten soms ook scenario, aan elf musicals, zes voor kinderen en vier voor volwassenen. De bekendste waren Turks fruit uit 2005, naar de roman van Jan Wolkers, waarvoor hij liedteksten schreef die hem een John Kraaijkamp Musical Award opleverden, geregisseerd door Peter de Baan, en De diepvriesdames (2008), naar een verhaal van Annie M.G. Schmidt, en
het oorspronkelijke Dromen zijn bedrog (2009), dat hij met Dick van den Heuvel schreef – beide geregisseerd door Frank Lammers. Ook het script van dat laatste stuk werd met een Musical Award bekroond.

Een tijd van grote veranderingen: beide kinderen gingen al vroeg het huis uit, Joost naar Amsterdam, Marianne naar Los Angeles, en in 2006 overleed de vader van Sjoerd. Over zijn dood heeft Sjoerd geschreven in de bundel September (2009) en het muziektheaterstuk Dode vaders, lieve zonen dat hij in 2010 en 2011 met vier vrienden speelde. Bovendien verliet hij Leopold en kwam terecht bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. De waardering voor zijn werk bleef constant, hij won in deze periode naast de twee Musicals Awards ook twee Zilveren Griffels, maar de verkoop bleef dalen, en toen hij in zijn Annie M.G. Schmidtlezing zijn misnoegen over de gang van zaken in de wereld van het kinderboek had geuit, en in zijn toespraak citeerde uit gesprekken die hij met zijn nieuwe uitgever had gevoerd, was deze not amused en hij verzocht Sjoerd zijn werk voortaan elders uit te geven. De samenwerking had drie jaar, drie boeken en twee griffels geduurd. Maar er waren ook vrolijke grote veranderingen: in 2008 werden Sjoerd en Margje grootouders van Kingston, zoon van Joost, en in 2010 van Dorothy, zusje van Kingston.

De jaren tien

Al tijdens zijn periode bij Nieuw Amsterdam zocht Sjoerd contact met de nieuwe uitgeverij Hoogland & Van Klaveren in Hoorn. Hij wilde dat Het boek van Josje, dat al tien jaar niet meer verkrijgbaar was en waar nog veel vraag naar was, zou worden herdrukt. In 2009 verscheen het onder de naam Josje. De sfeer in Hoorn deed Sjoerd denken aan die bij De Bezige Bij in de jaren zeventig: hard werken, mooie boeken maken maar ook tijd voor drank en linkse praat. Na de breuk met Nieuw Amsterdam overwoog hij dan ook voortaan al zijn werk daar uit te geven, maar Hoogland en Van Klaveren konden hem niet de verkoop garanderen die hij gewend was en gaven hem het advies naar Lemniscaat te gaan. Daar verscheen in 2011 het boek Mijn opa de bankrover, het verhaal waarop de gelijknamige film was gebaseerd die in datzelfde jaar in de bioscoop kwam en als eerste van de door Sjoerd geschreven films een gouden status kreeg: er kwamen meer dan 150.000 betalende bezoekers. Ook in 2011 verscheen bij Lemniscaat het laatste deel in de serie boeken over de kleuter Robin: O rode papaver, boem pats knal! Sjoerd kreeg er zijn vijfde Zilveren Griffel voor.
In 2010 maakte Sjoerd met vrienden een theaterprogramma waarvoor hij niet alleen teksten schreef maar waarin hij ook zelf optrad: Dode vaders, lieve zonen. Met theatermaker Hans Langeree en de muzikanten Victor Posch, Giancarlo Romita en Jasper Teule uitte hij op het toneel zijn liefde voor hun vaders, die alle in hetzelfde jaar gestorven waren, en vertelde en zong hij over hun dood. Zelf beschouwt hij dit als een hoogtepunt in zijn carrière, omdat hij gedwongen werd alle schroom van zich af te werpen en in Nederland te doen wat hij op de Antillen geleerd had: zingen, vertellen, niet alles van papier doen, improviseren. Later heeft hij daar, vooral tijdens lezingen in Italië, veel profijt van gehad.

De band met Curaçao en Aruba werd sterker. Ròi Colastica zocht een coach voor het schrijven van zijn eerste Nederlandstalige jeugdroman en vroeg Sjoerd. Samen met Margje hebben ze er maanden aan gewerkt in Bergen en Willemstad. Sjoerd heeft ervan verslag gedaan in ‘Twee harten op een tafel’, opgenomen in Kwaaie verhalen van liefde. Het boek van Ròi, Vuurwerk in mijn hoofd, verscheen in 2012 bij Leopold. Door de lange gesprekken met Ròi en zijn familie en vrienden, leerde Sjoerd de ziel van Curaçao zo goed kennen, dat hij eindelijk een boek over de kinderen van het eiland durfde te schrijven. Dat werd De duik, dat in 2014 door Lemniscaat werd gepubliceerd. Ròi zei later: ‘Het is niet te geloven dat dit boek door een makamba is geschreven.’ Sjoerd en Margje gingen in deze periode iedere winter voor zes weken naar de eilanden en in 2017 schreef Sjoerd voor Aruba het kinderboekenweekgeschenk Het Spannendste boek van de wereld, dat in een tweetalige editie, Papiamento en Nederlands, onder de schooljeugd werd verspreid.
In 2014 verscheen niet alleen De duik, ook Mama Lief Alsjeblieft, dat hij samen met Margje schreef, en Kwaaie verhalen van liefde en De vrienden van Sinterklaas en Hotel De Grote L zagen het licht. Hij vierde zijn veertigjarig jubileum als schrijver in de Ruïnekerk in Bergen met toespraken en voordrachten van vrienden en een optreden van de Bintangs, en tijdens die gelegenheid werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hotel De Grote L zou zijn grootste succes tot nu toe worden: het werd verfilmd, er kwamen twee theaterbewerkingen, er werden meer dan veertigduizend exemplaren van het boek verkocht in Nederland, het kwam in de top-10 van de cpnb en verscheen in tien landen. Sjoerd reisde regelmatig naar Italië om lezingen te geven.
In 2018 kwam het tot een breuk tussen hem en Uitgeverij Lemniscaat. Over de reden zijn door geen van beide in het openbaar mededelingen gedaan. Sjoerd was incidenteel boeken blijven uitgeven bij Hoogland & Van Klaveren – o.a. de dichtbundel Mooi leven, met schilderijen van Margje – en heeft er nu definitief zijn intrek genomen. In maart 2019 verscheen daar zijn jeugdroman Bizar. Nog geen week later werd zijn kleinzoon Owen geboren, zoon van Marianne. Zowel zij als Joost woonden toen met hun kinderen in Amsterdam-Oost, waar de Kuypers vandaan komen en na enige omzwervingen dus waren teruggekeerd.

Op de barricade

Het kon bijna niet anders, met communistische en socialistische grootouders en ouders: het werk van Sjoerd Kuyper wordt niet alleen gekenmerkt door poëtische taal, maar ook door sociale betrokkenheid. Het begon met zijn eerste publicatie, een gedicht in de Brielse schoolkrant, het pacifistische Gedachten van een ex-generaal, daarna kwam de NAVO Blues, die hij eind jaren zestig met vrienden in de winkelstraten van Alkmaar zong, en in MaGier en de MiddelMan (1984) werden de kwalijke aspecten van het geloof aan de kaak gesteld. De woede is nooit verdwenen. Sterker nog: die werd en wordt steeds groter. In zijn werk, maar ook daarbuiten. En dat laatste was later
weer terug te vinden in zijn werk, zoals dat ook bij voorgangers als Astrid Lindgren en Miep Diekmann het geval was.
Begin jaren negentig vonden er in het onderwijs enorme fusies tussen scholen plaats. Grotere scholen konden meer kwaliteit bieden, was het motto, maar in werkelijkheid ging het om ordinaire bezuinigingen. Sjoerd heeft zich middels locale media en een ingezonden stuk in De Volkskrant tegen deze schaalvergroting verzet, mede omdat de kleine en fijne basisschool van zijn kinderen dreigde te worden opgeheven. De strijd ging verloren. Tot groot verdriet van allen die in het onderwijs werkzaam waren en zijn. Sjoerd heeft deze ervaringen met de locale en de landelijke politiek verwerkt in zijn boek De schoolstrijd (1997), later opnieuw uitgegeven als De leukste jongen van de school (2002).

In diezelfde tijd werkte Margje als vrijwilligster voor Vluchtelingenhulp. Ze nam asielzoekers uit Iran en voormalig Joegoslavië mee naar huis en zo leerde Sjoerd hun verhalen kennen. Hij zei ogenblikkelijk ‘ja’ toen hem gevraagd werd een tv-serie te schrijven over vluchtelingen en de sprookjes die zij uit hun geboorteland hadden meegenomen: De zevenmijlskoffers (1994). Een aantal verhalen uit deze serie werd opgenomen in de verhalenbundel Alleen mijn verhalen nam ik mee (1998) en de tekst van de titelsong die Sjoerd ervoor geschreven had, die toen nooit gebruikt is, Mensen met koffers, werd twintig jaar later, toen de discussie over de toelating van vluchtelingen in Nederland hoog oplaaide, als gedicht duizenden malen gedeeld op internet. In 2012 schreef hij met Tjeerd Oosterhuis voor Kinderen voor Kinderen een lied over hetzelfde thema, Hallo wereld, dat meer dan twaalf miljoen keer op youtube is bekeken en beluisterd. En toen de kinderboekenschrijver klap na klap moest incasseren en daardoor de helft van zijn inkomen moest inleveren, hield Sjoerd lezingen als Over het nieuwe uitgeven en mijn oude schrijversneus (2009), Machiavelli en de Veertig Rooie Ruggen (2011) en Terug naar het Paradijs (2015), waarin hij aantoonde hoe belangrijk jeugdliteratuur is en hoe bespottelijk het is om de makers ervan met een fooi af te schepen. Ze leverden hem veel bijval en dank van collega’s op maar het is er sindsdien – zie boven – alleen maar beroerder op geworden. De Zwarte Piet-discussie brandde los in Nederland. Door zijn kinderen en hun vrienden en vriendinnen, die uit alle windrichtingen in zijn huis neerstreken, en hun verhalen, en die van zijn kleinkinderen Kingston en Dorothy, die half Surinaams zijn, werd Sjoerd geïnspireerd om een boek te schrijven over hoe het Sinterklaasfeest feestelijk voor iedereen kon worden, met pieten in alle kleuren: De vrienden van Sinterklaas (2014). Hierdoor werd hij in de landelijke discussie betrokken en toen zijn mening werd gevraagd over Het Sinterklaasjournaal, en hij in Trouw te kennen gaf dat het wat hem betreft ‘zum kotzen’ was, zo racistisch, werd hem dat op de social media niet in dank afgenomen. Als reactie schreef hij de boeken Het kleinste Pietje (2015) en, op verzoek van de Stichting Sinterklaasintocht Amsterdam, Het verhaal van Sinterklaas (2018). Met componist Floor Minnaert maakte hij het sinterklaaslied Al die kleuren. Sjoerd zei in een interview: ‘Ik heb in mijn leven veel gevochten en veel verloren, maar dit is een gewonnen zaak, al heeft nog niet iedereen het door. Wie nu nog voor een Zwarte Piet is, heeft later heel wat uit te leggen aan zijn kleinkinderen.’

Daarna trok het engagement van Sjoerd zich terug in zijn boeken. De meest recente, Hotel De Grote L, De duik en Bizar tonen een grote sociale betrokkenheid. Net als de liederen die zijn vader vroeger zong.